Tot de n-e generatie.
1 . Aaron van Cuyler, geboren in 1807, gestorven in 1888, Michigan (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud). [Aantekening 1]
2 . Aaron van Curler, geboren in 1772, gestorven in 1860, Salen, N,Y (leeftijd bij overlijden: 88 jaar oud).
... gehuwd met ...
3 . Lucy Cuyler, geboren in 1788, gestorven in 1860, Michigan (leeftijd bij overlijden: 72 jaar oud).
... hieruit :
4 . Aaron van Curler, geboren in 1742, New Jersey, gestorven op 26 juni 1842, Vermont (leeftijd bij overlijden: 100 jaar oud).
... gehuwd met ...
5 . Sarah ??, geboren voor 1755, gestorven na 1830.
... hieruit :
8 . Arent van Curler, geboren op 8 februari 1696, Albany, gestorven op 11 januari 1795, begraven, San Croix -North Hoosick NY (leeftijd bij overlijden: 98 jaar oud).
... gehuwd op 23 september 1743 met ...
... hieruit :
16 . Benoni van Corlaer, geboren in 1662, gestorven in 1704 (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud), Glazier; Master of Sloop `Endeavor'.
... gehuwd op 2 juni 1686, Albany, met ...
17 . Elizabeth Vanderpoel, geboren in 1656, Beverwyck New Nederland, gestorven in 1750, Albany (leeftijd bij overlijden: 94 jaar oud).
... hieruit :
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Sybrandt van Schaick
...
zoon
van Goosen Gerritse van Schaick en
Gertie Brantse Peelen †1676
... hieruit :
32 . Arendt Stamvader van de America Branch van (Corler) Curler, Patroon Rensselaerswyck, geboren in 1620, Nijkerk, gedoopt op 6 februari 1620, Nijkerk, gestorven in 1667, New France Canada Verdronken in Lake Champlain (leeftijd bij overlijden: 47 jaar oud). [Aantekening 32]
... -(X1) :
gehuwd in 1644, Schenectady NY, met ...
...
Teuntje Joriaens Slagboom, geboren, Leerdam, gestorven op 19 december 1676, Schenectady
...
dochter van ? Slagboom en
Anna Schaets Kikebull
...
... in 1661 met ...
33 . Anneke Schaets.
... hieruit :
34 . Teunis Cornelisse Vanderpoel, geboren in 1731, Spitswynberg, gestorven.
... gehuwd met ...
35 . Catrina Croon, geboren in 1635, gestorven op 11 december 1709, Albany (leeftijd bij overlijden: 74 jaar oud).
... hieruit :
64 . Henrick van Corler, geboren in 1594, Nijkerk, gestorven in augustus 1638, Nijkerk (leeftijd bij overlijden: 44 jaar oud). [Aantekening 64]
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Helene Roberts
... hieruit :
... gehuwd in 1619, Nijkerk, met ...
65 . Petronella Gerrits van Putten, geboren, Putten. [Bron 65]
... hieruit :
128 . Gosen Arnts van Corler, Scholtis Nijkerk (1588-1612), geboren in 1540, Elburg, gestorven na 30 september 1635, Scholtis van Nijkerk. [Aantekening 128]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Berthen Bertrimus
...
... -(X3) :
gehuwd op 29 september 1605 met ...
...
Geertruid van Ommeren
...
dochter van Wijnant van Ommeren en
Anthonia van Deelen
...
... gehuwd in 1562 met ...
129 . Geertien Boldewins. [Aantekening 129]
... hieruit :
130 . Gerrit Willemsz van Putten.
... gehuwd met ...
131 . Engel van Rensselaer, gestorven op 11 september 1628, Nijkerk. [Aantekening 131]
... hieruit :
256 . Arend Heimensz van Corler, Burgemeester van Elburg , geboren in 1515, Elburg, gestorven in 1598 (leeftijd bij overlijden: 83 jaar oud), Schepen, Burgemeester. [Aantekening 256]
... gehuwd in 1539, Elburg, met ...
257 . Eva Scholten van Vaneveld. [Bron 257]
... hieruit :
262 . Hendrik van Rensselaer, geboren in 1555, Hasselt, gesneuveld op 6 juni 1602, Oostende, Vlaanderen, Belgie (leeftijd bij overlijden: 47 jaar oud), Hopman in het Staatse Leger. [Aantekening 262]
... gehuwd waarschijnlijk in 1585 met ...
263 . Maria Pafraet, geboren op 5 oktober 1558, Amsterdam, gestorven.
... hieruit :
512 . Heyman Arnts van Corler, geboren in 1488, Elburg, gestorven. [Bron 512]
... gehuwd met ...
... hieruit :
514 . Hendrick Hendricksz Scholten van Vaneveld, Schout te Nijkerk (1547-1553), gestorven na 1583, Schout te Nijkerk. [Aantekening 514]
... gehuwd met ...
515 . Elisabeth van Heuckelum.
... hieruit :
524 . Kille Jansz van Rensselaer, geboren, Gelre, gestorven tussen 1583 en 1592. [Aantekening 524]
... gehuwd met ...
525 . Nella Claesz van Wenckum.
... hieruit :
526 . Jan Pafraet. [Aantekening 526]
... gehuwd in 1560, Deventer, met ...
... hieruit :
1.024 . Arnt Heymans van Corler, geboren in 1463, Elburg, gestorven. [Bron 1024]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.028 . Hendrick Reinders van Vaneveld, gestorven na 1551. [Aantekening 1028]
... gehuwd in 1489 met ...
... hieruit :
1.048 . Johan Hendriksz van Rensselaer, gestorven voor 10 juni 1542, nijkerk, begraven, Nijkerk . [Aantekening 1048]
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Andreesken van Oldenbarnevelt, gestorven circa 1600 [Bron 1048x2]
...
dochter van Ernst van Oldenbarnevelt †1522/ en
? ?
... hieruit :
... gehuwd op 30 juni 1523, Harderwijk, met ...
1.049 . Derykebia van (Bija) Luxhool, gestorven, begraven, Nijkerk .
... hieruit :
1.050 . Claes Henricksz van Wenckum, geboren in 1500, gestorven. [Aantekening 1050]
... gehuwd met ...
1.051 . Engel van der Hell. [Aantekening 1051]
... hieruit :
1.052 . Albert Pafraet, Drukker in Deventer. [Bron 1052]
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.048 . Heyneman van Corler, geboren in 1394, Elburg, gestorven.
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.056 . Reijner Reijnders van Vaneveld.
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.096 . Hendrick Woltersz van Rensselaer, geboren voor 1470, Netherlands, gestorven op 21 juni 1526, Harderwijk, begraven . [Aantekening 2096]
... gehuwd met ...
2.097 . Swaene van Indijck, geboren, Hemegsels, Netherlands.
... hieruit :
2.098 . Melis Cosijns van Luxhool, geboren in 1517, Luxhool bij Nijkerk, gestorven. [Aantekening 2098]
... gehuwd met ...
2.099 . Bya Hanegraaf. [Aantekening 2099]
... hieruit :
... gehuwd met ...
2.101 . NN Scholten.
... hieruit :
2.102 . Evert van der Hell. [Aantekening 2102]
... gehuwd met ...
... hieruit :
2.104 . Rickelt Pafraet, Drukker in Deventer. [Bron 2104]
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
4.192 . Wolter Egbertsz Rensselaer, geboren, Harderwijk. [Aantekening 4192]
... gehuwd in 1485, Maelsted en Rensselaer, met ...
4.193 . Nelle van Garderen van Norden, gestorven op 21 juni 1526.
... hieruit :
4.196 . Cosijn van Luxhool. [Bron 4196]
... gehuwd met ...
4.197 . Geertruit van Hennekeler. [Bron 4197]
... hieruit :
4.204 . Reyner Gerrtiz van Hell.
... gehuwd op 1 juli 1460 met ...
... hieruit :
4.206 . Wulf Morrens van Byler, geboren in 1425, gestorven in 1493 (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud).
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Geertgen Wijnsdr van Appel
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
8.192 . A1_tak geslacht van Corler van Curler. [Bron 8192]
... gehuwd met ...
... hieruit :
8.384 . Egbert Rensselaer, geboren circa 1440, gestorven.
... gehuwd met ...
... hieruit :
8.408 . Gerrit Ryniers van Hell, gestorven na 1448. [Aantekening 8408]
... gehuwd met ...
8.409 . Aleyd N. [Aantekening 8409]
... hieruit :
Hij veranderde zijn naam van Curler in Cuyler
Het gezin vertrekt in 1792 naar Addison Co, Vermont
1 Nykerck, Gelderland, Netherlands
2 New Amsterdam 1637 met schip "de colmar sleutel">br>
3 Rensselaerwyck, New Netherlands
4 Albany, Albany Co, NY
5 New France, Canada
>br>
Arent was de achterneef van Kiliean van Rensselaer en Patroon van Rensselaerswyck in Nieuw Nederland
Arendt van Corlaer (oorspronkelijk Curler, verbasterd tot Cuyler) was een commies en schout die op 18 jaar in opdracht van Kiliaen van Rensselaer naar Rensselaerswijck vertrok. Hij is de stichter van de kolonie Schenectady in Nieuw-Nederland in Noord-Amerika.
Door de Indianen werd hij Corlaer genoemd
Three Rivers Hudson~Mohawk~Schoharie History From America's Most Famous Valleys
Arendt Van Curler A Dutch Settler in Schenectady By Louis E. Cuyler Thanks to Mr. Cuyler who is sharing his family story with us.
Van Curler Crest (Click for larger view)
Preface
Arendt Van (Corlear: Dutch Dialect) Curler came To the colony of New York in 1630 as an agent for his uncle Killian Van Renesselaer of Amsterdam Holland to be the overseer of a Patroonship of 200,000 acres of land in and around Albany, NY. He married Antonia Slaaghboom, the widow of Jonas Brouck, in 1643, and drowned in Lake Champlain in 1667.
It was while the overseer of this patroonship that one Albert Andriessen Bradt (Brott) came to work for Arendt as a partner in a sawmill with Pieter Cornelissen, a 43 year old millwright, Claes Janssen, a 33 year old house carpenter and Killian Van Rennesselaer the diamond and pearl merchant of Amsterdam, Holland.
Bradt was also a tobacco planter by trade. The area in which this patroonship covered was also called Renesselaerwyck. Much of this text is taken from a transcript written about Bradt by Peter R. Christoph and is not meant for resale.
Chapter One
Arendt the Overseer
The first settlers of the colony of Renesselaerwyck arrived in 1630. They found a wilderness in which they cleared land and built homes. Their only neighbors were the Mohicans just to the east, the Mohawks twenty miles to the west, and a few traders and West India Company officials at Fort Orange, which was inside (but not part) of the colony.
The exact bounds of Renesselaerwyck were uncertain, but its eventual borders were established from the Mohawk River in the North to a line twenty-four miles to the south, twenty-four miles east of the Hudson River, and twenty-four miles west.
The owner, founder, and guiding force of the settlement was Killian Van Renesselaer who at that time was director of the West India Company, His agents had purchased the land from the Mohicans, who had been driven east of the river by the Mohawks in 1628, following a major battle, and were therefore selling land that was as longer safe for them to occupy. The West India Company to governing body of the Dutch America granted van Renesselaer a patent to the land and the title of patroon.
(3/6/2000, added by Louis Cuyler) A grandmother was the sister of Killian Van Rennselear. Arendt Van Curler was born on the estate Corleaer in 1620, which is near the town of Nijkerk, in the Netherlands, and was the son of Hendrick Van Curler and Nellie Gerrits Van Curler. His grandmother was Grentjen Boldewyne, the sister of Killian Van Rennselaer. He was baptised on the 6th of February 1620. As a teen he attended the University of Hardiwick, learning the Hebrew and Latin language as well as studying higher math, among his other studies. Arendt van Curler left the Netherlands in the late fall of 1637 along with Peter Minuit, and sailed on the Kalmar Sleutel and arrived at New Amsterdam too late in the year to travel up the Hudson to Fort Orange; so he wintered in New Amsterdam until the spring of 1638 at which time he was able to travel to Beverwyk. It was during his stay in New Amsterdam that he met and became friends with Jonas Bronk (after whom the bourogh in N.Y. is named) and would some day marry his widow.
By 1634, only twenty-six farmers and artisans (Arendt Van Curler among them) had immigrated to the new colony, and non at all in the two years following. Despite the ongoing war with Spain, from which the Dutch had declared their independence in 1581, conditions were relatively stable in the Dutch Republic, international trade was bringing increasing wealth to the nation whose navies ruled the seas, and religious tolerance drew many emigrants from the rest of Europe to the Netherlands, so persons in the Dutch Republic were generally satisfied with their lot and had no desire to start fresh in the new world so Killian Van Renesselaer never saw his vast empire.
The fur trade provided many vexations to the West India Company in 1639 which had a monopoly that no one respected. Renesselaerwyck officials were active in the fur trade by orders from the Patroon, who claimed this right based on the charter of Freedoms and Exemptions Act and the right to trade was implied in the permission granted to the Patroon by New Netherlands's General Director, Wouter Van Twiller (who was Van Renesselaer's grand nephew) that he could pay debts in America with furs because of the lack of hard currency.
Chapter Two
Duffel is a course woolen cloth with a thick nap, used in the Indian trade. The value of a beaver pelt varied greatly at this time: Arendt Van Curler would shortly establish the price at f9, later lowered to f8. Beaver pelts were a medium of exchange throughout New Netherlands. Killan Van Renesselaer was open to suggestions from his colonist about how to turn a profit so approved of Albert Bradt entering a new sideline in 1640 by sending him a new fishing net to be used by Bradt and Michael Jansen and Sander Ludersz, ever and advocate of Sander Lundersz, ever an advocate of orderly commerce, Van Renesselaer suggested a week later to Arendt Van Curler (the commis or overseer after Jacob Plonck's departure in 1638) that fisherman, fowlers and game hunters be appointed so that all settlers could purchase such food without having to go after it themselves.
In June 1640, Van Renesselaer sent a letter to Bradt informing him that he had sold three cases of Bradt's tobacco and one of Arendt Van Curlers, but Bradt's was so high priced that it had taken Van Renesselaer some time to sell it and then at considerable loss so he told Bradt to liquidate his accounts with Arendt Van Curler, whether by error due to insufficient schooling or a bit of book juggling (Van Renesselaer suspected the latter) he never had Van Curler investigate these prices.
It is obvious why Van Renesselaer wanted Bradt to consult with Van Curler; it is less obvious why he did not. However in letter after letter between Killian Van renesselaer and Arendt Van Curler, instances are mentioned where Bradt neglected to consult with Van Curler, Probably Bradt did not care to open his books to Van Curler who would have been looking for uncredited profits due to the Patroon, besides which Bradt showed the traditional Norwegian antipathy toward anyone in a position of authority.
No history relating to New Netherlands is complete without an examination of Arendt Van Curler's career. Almost from his arrival in Renesselaerwyck in 1630 at the age of eighteen, he was a figure of major importance. Starting as assistant bookkeeper, he was promoted by Van Renesselaer (his mother's brother) to secretary and bookkeeper in 1640, commis in 1642, and commis general in 1643 by which time his duties included collecting tithes and rents, clothing supplies to the colonists, breeding farm animals, acquiring furs, dealing with free traders, shipping furs and tobacco to Van Renesselaer, and grain to Virginia, and serving as supercargo on the colony's ship and chief juridical and administrative officer of the colony. As early as 1639 he was dealing with the Indians being asked by Van Renesselaer in a letter of that year to present gifts of blankets to the leading Mohawk and Mohican sachems. Arendt early learned the language of the Mohawks, thereafter serving as interpreter at Conferences between Dutch and Indians throughout New Netherlands. Arendt accomplished all this before the age of twenty-five, which the Dutch reckoned as the age of majority, so perhaps Bradt resented a minor being placed in a position of authority over him.
Van Renesselaer wrote to Arendt that he noted "that Bradt has bought a heifer for f200 which is much too high" because he purchased it in Holland and had to ship it from there taking a chance of it dying at sea. Van Renesselaer preferred his colonist to purchase animals from America whenever possible. In 1640 he complained to Van Curler, "how obedient therefore is Bradt when he writes that he does not want a good from you. He will find himself in trouble if he keeps that course." It would cost Van Renesselaer less to have Albert buy his supplies from Van Curler than from the West India Company or anyone else. In 1640 Arendt hired another Dutchman a Pieter Jacobs Van Rijnsburg to work for a month on his house.
Peace was good for a settlement dependent upon fur for economic survival, and the local officials, especially Arendt Van Curler who worked hard to cultivate the friendship of the Indians. Gifts were given to various nearby nations, and the community maintained an official position of neutrality during intertribal conflict, whenever an individual, whether Dutch of Indians was mistreated by person from another culture, Fort Orange and Renesselaerwyck officials would meet with the Sachems of the tribe to decide together upon reparations.
In 1642 the Mohawks held two Jesuit priests captive, novice Rene Goupel was tortured and slain, while Father Isaac Jaques was tortured but his life was spared. Renesselearwyck learned of the capture and sent a party to ransom them.
Included in the group was Arent Van Curler, Jean Labatie, and Jacob Jansen. Their efforts were unsuccessful, but the ground work was laid for negotiations in the following year for the first treaty between the Dutch and Mohawks, with Arendt playing a prominent role.
Father Jaques escaped from the Mohawks in 1643, and boarded a waiting Dutch ship which carried him to Fort Orange. In 1641 Killian Van Renesselaer sent Adrian van der Donck as Schout (a court official who enforced laws and prosecutes offenders) and Anthony de Hooges as Arendts assistant bookkeeper of the four principal administrative positions, three were occupied by persons who had not yet reached their majority (25).
The 1643 crop of tobacco brought 4,214 pounds but a net worth of f1790:19 to which the West India Company claimed f629:15. Van Rensselaer wrote to Arendt "I do not want to pay them so much and if until Albert Bradt compensates me what he owes me I must deduct the f629:15 from his profit."
Van Renesselaer had another complaint against Bradt, and his irritation is clear in a letter to Arendt. "I do not know what privilege Bradt has received that his cows are not mentioned in his inventory. Have his animals included or make him leave the colony and pay me for pasturing and hay during the past year." Van Curlers reply was that Bradt had no intention of including the cows in his inventory and will not give any of them to Van Renesselaer, although he bought them while still under the contract with your honor in connection with the mill company. The dispute was never settled and in the first week of October, 1643, Killian Van Renesselaer died and was buried in the Ovde Kerck (old church) in Amsterdam.
Arendt the Peacemaker
While Renesselaerwyck was enjoying its benefits of peaceful trade, with the neighboring Mohawks, the Huron nation was suffering from constant raids inflicted by the warriors of the Iroquois Confederacy, Renesselaerwyck maintained its neutrality during the continuing conflict between these two trading empires. However, the Mohawks did have a supply of guns and powder through the fur trade with the Dutch.
In 1644 Arendt Van Curler once again journeyed into Mohawk territory to effect the release of a Jesuit. This time he was successful, ransoming Father Joseph Bressani. It was one of his last acts for the Netherlands. To help settle the estate of Killian Van Renesselaer, Arendt and his wife Antonia Slaaghboom, widow of Jonas Brouck whom he married in 1643 accompanied him on this trip, he also wanted to visit he father Hendrick Van Curler.
In 1647 Arendt and Antonia or Anna as she was sometimes called returned to Renesselearwyck to become a private citizen, farmer and fur trader, though he was soon selected to represent the commonality on the court and he was often called upon as an interpreter at official conferences. His reputation as an authority on Indian affairs was known to Pieter Stuyvesant (Director General of the New Netherlands) who summoned Arendt to advise him on the situation in New Netherlands. In 1650 officials at Fort Orange began hearing rumors that the Mohawks were planning to attack the fort. While the settlers at Renesselaerwyck wondered what to do and discussed the matter, official of the fort informed them that it matter little to those in the Fort how it went, whether it was war or peace.
The Director and Court Officials of Renesselaerwyck decided it mattered to them, and so commissioned Arendt and four others to go into Mohawk territory to renew their alliance and bond of friendship. Brave men they must have been who set forth on that expedition. Fortunately for them and for the colony, they succeeded in their mission, giving presents to the Mohawks and conveying messages pledging friendship. This was the closest the Dutch and Mohawks ever came to war, for both sides had everything to lose and nothing to gain. It was about this time he fathered a son who was named Bonnoni who later married Elizabeth Vanderpoel who was the widow of Sybrant Van Schaick on 6-4-1686. She died in 1750 and Bennoni lived until 1704.
They in turn had a son whom they named Arendt, after Bennoni's father, he was born 4-19-1696 and died 3-1-1795. But his grandfather never had the privilege to see his namesake. The rest of this lineage is found in the Van Curler (Cuyler family lineage). In 1659 a neighboring community called Wiltwyck in the Esopus had several settlers killed by Esopus Indians. Arendt Van Curler and Jerimias Van Renesselaer went to the Mohawk castle a Caughnawaga (near present day Fonda) to renew the treaty of 1643.
Pieter Stuyvesant gathered one hundred militia and forty volunteers to support the Wiltwyck settlers and the next year declared war on the River Indians. He waged a punishing campaign, and eventually the Indians agreed to meet him to discuss a peace treaty. He got the treaty he sought with the assistance of several advisors, Arendt Van Curler in particular.
Since 1624 the Mohawks had trapped beaver in the Schenectady Flats, along the Mohawk just beyond the Patroon's domain, but by 1661 there were no longer any beaver to be found. In the latter years a group led by Arendt Van Curler purchased the flats from the Mohawks and laid plans for the founding of Schenectady (but known long thereafter to Indians and Canadians as "Corlear", which again is Curler in the Holland dialect). King Charles II of England by the fact that a large prosperous Dutch Colony lay between the northern and southern English colonies in North American. Therefore, he granted the colony to his brother James, if he could take it from the Dutch.
So in 1664 English warships sailed into the harbor at New Amsterdam and the surrender of the town was demanded. The citizens gazed at the ships' cannon pointed at their homes, rejected Pieter Stuyvesant's demand that they prepare to resist, and surrendered peaceably. The communities were then renamed and became New York, after James the Duke of York and Beverwyck became Albany, but the Dutch ignored the Englishman in the government houses.
A select band of settlers from the communities throughout the colony met to discuss the situation. The English were not aware of this meeting,f or the topic of discussion was insurrection. Jeremias Van Renesselaer and Arendt Van Curler were there for Albany, Resesselaerwyck and Schenectady, and Van Rensselaer was elected chairman of the clandestine meeting. The Dutch decided to arm themselves and with the help of the Iroquois would attack the British fromt he wilderness, but at the last moment decided not to attack because the shedding of blood was against their beliefs.
Governor Richard Nicolls had his conference with the Iroquois. For advice and for interpreters he depended upon the services of men like Arendt Van Curler. A treaty of peace was arranged between the English and the Iroquois because the Dutch willed it.
In 1666 there were two attempts by Canada to relieve the pressure that the Mohawks held on fur trading routes. The first was an ill-planned winter expedition that ended when the French army ran out of food deep in Mohawk territory, the illusive foe always just beyond reach. The Dutch took pity on the starving soldiers, and Arendt Van Curler carried rations to them with the admonition that the French stay out of English territory. The second expedition succeeded in reaching the Mohawk river and burned their castles, which had been abandoned upon the approach of the troops.
The Indians were stunned by the ease with which the French had been able to invade their territory and destroy their villages, but their forces remained intact and the French expedition could be called only a partial victory. However, they did have the desired effect of forcing the Mohawks to sue for peace. Canada would not send troops through Mohawk country again until the attack on Schenectady in 1690 during King Williams war.
In 1667 France declared war on England, the French in Canada tried to protect their flank by seeking a treaty with the Iroquois, four of the nations signed but the Mohawk started their own war against Canada.
Montreal invited Arendt Van Curler, friend of the Mohawks, to visit. He accepted the offer and leaving the infant community of Schenectady in 1669 started by canoe up Lake Champlain, accompanied by Marion La Fontaine, a Canadian he had recently rescued from the Mohawks. Out on the lake the canoe capsized and Arendt Van Curler drowned, and so passed a truly remarkable man from history. His influence continued far beyond his own time, for the peace he helped arrange between the English and the Mohawks was never broken.
In 1675 Governor Andros went to the third castle of the Mohawks, bringing gifts and a willingness to renew the treaties of the Dutch and English, the Indians were impressed and granted him the title of "Corlear". The title was granted to each governor of New York until at least 1693. Thus, did the Mohawk preserve the memory of their friend Arendt Van Curler.
Arendt Van Curler's lineage has continued on for hundreds of years since his death. His descendants fought in the Revolution for Independence, through the Civil War on down through WWi and WWII through Korea, Vietnam, the Persian Gulf and still the Van Curler (Cuyler) legacy lives on.
Studeerde aan de Nassau Veluwse Hogeschool te Harderwijk
In 1627 erft hij het landgoed "Corlaer" van zijn vader
1 Nykerck, Gelderland, Netherlands
2 New Amsterdam 1637 met schip "de colmar sleutel">br>
3 Rensselaerwyck, New Netherlands
4 Albany, Albany Co, NY
5 New France, Canada
>br>
Arent was de achterneef van Kiliean van Rensselaer en Patroon van Rensselaerswyck in Nieuw Nederland
Arendt van Corlaer (oorspronkelijk Curler, verbasterd tot Cuyler) was een commies en schout die op 18 jaar in opdracht van Kiliaen van Rensselaer naar Rensselaerswijck vertrok. Hij is de stichter van de kolonie Schenectady in Nieuw-Nederland in Noord-Amerika.
Door de Indianen werd hij Corlaer genoemd
Three Rivers Hudson~Mohawk~Schoharie History From America's Most Famous Valleys
Arendt Van Curler A Dutch Settler in Schenectady By Louis E. Cuyler Thanks to Mr. Cuyler who is sharing his family story with us.
Van Curler Crest (Click for larger view)
Preface
Arendt Van (Corlear: Dutch Dialect) Curler came To the colony of New York in 1630 as an agent for his uncle Killian Van Renesselaer of Amsterdam Holland to be the overseer of a Patroonship of 200,000 acres of land in and around Albany, NY. He married Antonia Slaaghboom, the widow of Jonas Brouck, in 1643, and drowned in Lake Champlain in 1667.
It was while the overseer of this patroonship that one Albert Andriessen Bradt (Brott) came to work for Arendt as a partner in a sawmill with Pieter Cornelissen, a 43 year old millwright, Claes Janssen, a 33 year old house carpenter and Killian Van Rennesselaer the diamond and pearl merchant of Amsterdam, Holland.
Bradt was also a tobacco planter by trade. The area in which this patroonship covered was also called Renesselaerwyck. Much of this text is taken from a transcript written about Bradt by Peter R. Christoph and is not meant for resale.
Chapter One
Arendt the Overseer
The first settlers of the colony of Renesselaerwyck arrived in 1630. They found a wilderness in which they cleared land and built homes. Their only neighbors were the Mohicans just to the east, the Mohawks twenty miles to the west, and a few traders and West India Company officials at Fort Orange, which was inside (but not part) of the colony.
The exact bounds of Renesselaerwyck were uncertain, but its eventual borders were established from the Mohawk River in the North to a line twenty-four miles to the south, twenty-four miles east of the Hudson River, and twenty-four miles west.
The owner, founder, and guiding force of the settlement was Killian Van Renesselaer who at that time was director of the West India Company, His agents had purchased the land from the Mohicans, who had been driven east of the river by the Mohawks in 1628, following a major battle, and were therefore selling land that was as longer safe for them to occupy. The West India Company to governing body of the Dutch America granted van Renesselaer a patent to the land and the title of patroon.
(3/6/2000, added by Louis Cuyler) A grandmother was the sister of Killian Van Rennselear. Arendt Van Curler was born on the estate Corleaer in 1620, which is near the town of Nijkerk, in the Netherlands, and was the son of Hendrick Van Curler and Nellie Gerrits Van Curler. His grandmother was Grentjen Boldewyne, the sister of Killian Van Rennselaer. He was baptised on the 6th of February 1620. As a teen he attended the University of Hardiwick, learning the Hebrew and Latin language as well as studying higher math, among his other studies. Arendt van Curler left the Netherlands in the late fall of 1637 along with Peter Minuit, and sailed on the Kalmar Sleutel and arrived at New Amsterdam too late in the year to travel up the Hudson to Fort Orange; so he wintered in New Amsterdam until the spring of 1638 at which time he was able to travel to Beverwyk. It was during his stay in New Amsterdam that he met and became friends with Jonas Bronk (after whom the bourogh in N.Y. is named) and would some day marry his widow.
By 1634, only twenty-six farmers and artisans (Arendt Van Curler among them) had immigrated to the new colony, and non at all in the two years following. Despite the ongoing war with Spain, from which the Dutch had declared their independence in 1581, conditions were relatively stable in the Dutch Republic, international trade was bringing increasing wealth to the nation whose navies ruled the seas, and religious tolerance drew many emigrants from the rest of Europe to the Netherlands, so persons in the Dutch Republic were generally satisfied with their lot and had no desire to start fresh in the new world so Killian Van Renesselaer never saw his vast empire.
The fur trade provided many vexations to the West India Company in 1639 which had a monopoly that no one respected. Renesselaerwyck officials were active in the fur trade by orders from the Patroon, who claimed this right based on the charter of Freedoms and Exemptions Act and the right to trade was implied in the permission granted to the Patroon by New Netherlands's General Director, Wouter Van Twiller (who was Van Renesselaer's grand nephew) that he could pay debts in America with furs because of the lack of hard currency.
Chapter Two
Duffel is a course woolen cloth with a thick nap, used in the Indian trade. The value of a beaver pelt varied greatly at this time: Arendt Van Curler would shortly establish the price at f9, later lowered to f8. Beaver pelts were a medium of exchange throughout New Netherlands. Killan Van Renesselaer was open to suggestions from his colonist about how to turn a profit so approved of Albert Bradt entering a new sideline in 1640 by sending him a new fishing net to be used by Bradt and Michael Jansen and Sander Ludersz, ever and advocate of Sander Lundersz, ever an advocate of orderly commerce, Van Renesselaer suggested a week later to Arendt Van Curler (the commis or overseer after Jacob Plonck's departure in 1638) that fisherman, fowlers and game hunters be appointed so that all settlers could purchase such food without having to go after it themselves.
In June 1640, Van Renesselaer sent a letter to Bradt informing him that he had sold three cases of Bradt's tobacco and one of Arendt Van Curlers, but Bradt's was so high priced that it had taken Van Renesselaer some time to sell it and then at considerable loss so he told Bradt to liquidate his accounts with Arendt Van Curler, whether by error due to insufficient schooling or a bit of book juggling (Van Renesselaer suspected the latter) he never had Van Curler investigate these prices.
It is obvious why Van Renesselaer wanted Bradt to consult with Van Curler; it is less obvious why he did not. However in letter after letter between Killian Van renesselaer and Arendt Van Curler, instances are mentioned where Bradt neglected to consult with Van Curler, Probably Bradt did not care to open his books to Van Curler who would have been looking for uncredited profits due to the Patroon, besides which Bradt showed the traditional Norwegian antipathy toward anyone in a position of authority.
No history relating to New Netherlands is complete without an examination of Arendt Van Curler's career. Almost from his arrival in Renesselaerwyck in 1630 at the age of eighteen, he was a figure of major importance. Starting as assistant bookkeeper, he was promoted by Van Renesselaer (his mother's brother) to secretary and bookkeeper in 1640, commis in 1642, and commis general in 1643 by which time his duties included collecting tithes and rents, clothing supplies to the colonists, breeding farm animals, acquiring furs, dealing with free traders, shipping furs and tobacco to Van Renesselaer, and grain to Virginia, and serving as supercargo on the colony's ship and chief juridical and administrative officer of the colony. As early as 1639 he was dealing with the Indians being asked by Van Renesselaer in a letter of that year to present gifts of blankets to the leading Mohawk and Mohican sachems. Arendt early learned the language of the Mohawks, thereafter serving as interpreter at Conferences between Dutch and Indians throughout New Netherlands. Arendt accomplished all this before the age of twenty-five, which the Dutch reckoned as the age of majority, so perhaps Bradt resented a minor being placed in a position of authority over him.
Van Renesselaer wrote to Arendt that he noted "that Bradt has bought a heifer for f200 which is much too high" because he purchased it in Holland and had to ship it from there taking a chance of it dying at sea. Van Renesselaer preferred his colonist to purchase animals from America whenever possible. In 1640 he complained to Van Curler, "how obedient therefore is Bradt when he writes that he does not want a good from you. He will find himself in trouble if he keeps that course." It would cost Van Renesselaer less to have Albert buy his supplies from Van Curler than from the West India Company or anyone else. In 1640 Arendt hired another Dutchman a Pieter Jacobs Van Rijnsburg to work for a month on his house.
Peace was good for a settlement dependent upon fur for economic survival, and the local officials, especially Arendt Van Curler who worked hard to cultivate the friendship of the Indians. Gifts were given to various nearby nations, and the community maintained an official position of neutrality during intertribal conflict, whenever an individual, whether Dutch of Indians was mistreated by person from another culture, Fort Orange and Renesselaerwyck officials would meet with the Sachems of the tribe to decide together upon reparations.
In 1642 the Mohawks held two Jesuit priests captive, novice Rene Goupel was tortured and slain, while Father Isaac Jaques was tortured but his life was spared. Renesselearwyck learned of the capture and sent a party to ransom them.
Included in the group was Arent Van Curler, Jean Labatie, and Jacob Jansen. Their efforts were unsuccessful, but the ground work was laid for negotiations in the following year for the first treaty between the Dutch and Mohawks, with Arendt playing a prominent role.
Father Jaques escaped from the Mohawks in 1643, and boarded a waiting Dutch ship which carried him to Fort Orange. In 1641 Killian Van Renesselaer sent Adrian van der Donck as Schout (a court official who enforced laws and prosecutes offenders) and Anthony de Hooges as Arendts assistant bookkeeper of the four principal administrative positions, three were occupied by persons who had not yet reached their majority (25).
The 1643 crop of tobacco brought 4,214 pounds but a net worth of f1790:19 to which the West India Company claimed f629:15. Van Rensselaer wrote to Arendt "I do not want to pay them so much and if until Albert Bradt compensates me what he owes me I must deduct the f629:15 from his profit."
Van Renesselaer had another complaint against Bradt, and his irritation is clear in a letter to Arendt. "I do not know what privilege Bradt has received that his cows are not mentioned in his inventory. Have his animals included or make him leave the colony and pay me for pasturing and hay during the past year." Van Curlers reply was that Bradt had no intention of including the cows in his inventory and will not give any of them to Van Renesselaer, although he bought them while still under the contract with your honor in connection with the mill company. The dispute was never settled and in the first week of October, 1643, Killian Van Renesselaer died and was buried in the Ovde Kerck (old church) in Amsterdam.
Arendt the Peacemaker
While Renesselaerwyck was enjoying its benefits of peaceful trade, with the neighboring Mohawks, the Huron nation was suffering from constant raids inflicted by the warriors of the Iroquois Confederacy, Renesselaerwyck maintained its neutrality during the continuing conflict between these two trading empires. However, the Mohawks did have a supply of guns and powder through the fur trade with the Dutch.
In 1644 Arendt Van Curler once again journeyed into Mohawk territory to effect the release of a Jesuit. This time he was successful, ransoming Father Joseph Bressani. It was one of his last acts for the Netherlands. To help settle the estate of Killian Van Renesselaer, Arendt and his wife Antonia Slaaghboom, widow of Jonas Brouck whom he married in 1643 accompanied him on this trip, he also wanted to visit he father Hendrick Van Curler.
In 1647 Arendt and Antonia or Anna as she was sometimes called returned to Renesselearwyck to become a private citizen, farmer and fur trader, though he was soon selected to represent the commonality on the court and he was often called upon as an interpreter at official conferences. His reputation as an authority on Indian affairs was known to Pieter Stuyvesant (Director General of the New Netherlands) who summoned Arendt to advise him on the situation in New Netherlands. In 1650 officials at Fort Orange began hearing rumors that the Mohawks were planning to attack the fort. While the settlers at Renesselaerwyck wondered what to do and discussed the matter, official of the fort informed them that it matter little to those in the Fort how it went, whether it was war or peace.
The Director and Court Officials of Renesselaerwyck decided it mattered to them, and so commissioned Arendt and four others to go into Mohawk territory to renew their alliance and bond of friendship. Brave men they must have been who set forth on that expedition. Fortunately for them and for the colony, they succeeded in their mission, giving presents to the Mohawks and conveying messages pledging friendship. This was the closest the Dutch and Mohawks ever came to war, for both sides had everything to lose and nothing to gain. It was about this time he fathered a son who was named Bonnoni who later married Elizabeth Vanderpoel who was the widow of Sybrant Van Schaick on 6-4-1686. She died in 1750 and Bennoni lived until 1704.
They in turn had a son whom they named Arendt, after Bennoni's father, he was born 4-19-1696 and died 3-1-1795. But his grandfather never had the privilege to see his namesake. The rest of this lineage is found in the Van Curler (Cuyler family lineage). In 1659 a neighboring community called Wiltwyck in the Esopus had several settlers killed by Esopus Indians. Arendt Van Curler and Jerimias Van Renesselaer went to the Mohawk castle a Caughnawaga (near present day Fonda) to renew the treaty of 1643.
Pieter Stuyvesant gathered one hundred militia and forty volunteers to support the Wiltwyck settlers and the next year declared war on the River Indians. He waged a punishing campaign, and eventually the Indians agreed to meet him to discuss a peace treaty. He got the treaty he sought with the assistance of several advisors, Arendt Van Curler in particular.
Since 1624 the Mohawks had trapped beaver in the Schenectady Flats, along the Mohawk just beyond the Patroon's domain, but by 1661 there were no longer any beaver to be found. In the latter years a group led by Arendt Van Curler purchased the flats from the Mohawks and laid plans for the founding of Schenectady (but known long thereafter to Indians and Canadians as "Corlear", which again is Curler in the Holland dialect). King Charles II of England by the fact that a large prosperous Dutch Colony lay between the northern and southern English colonies in North American. Therefore, he granted the colony to his brother James, if he could take it from the Dutch.
So in 1664 English warships sailed into the harbor at New Amsterdam and the surrender of the town was demanded. The citizens gazed at the ships' cannon pointed at their homes, rejected Pieter Stuyvesant's demand that they prepare to resist, and surrendered peaceably. The communities were then renamed and became New York, after James the Duke of York and Beverwyck became Albany, but the Dutch ignored the Englishman in the government houses.
A select band of settlers from the communities throughout the colony met to discuss the situation. The English were not aware of this meeting,f or the topic of discussion was insurrection. Jeremias Van Renesselaer and Arendt Van Curler were there for Albany, Resesselaerwyck and Schenectady, and Van Rensselaer was elected chairman of the clandestine meeting. The Dutch decided to arm themselves and with the help of the Iroquois would attack the British fromt he wilderness, but at the last moment decided not to attack because the shedding of blood was against their beliefs.
Governor Richard Nicolls had his conference with the Iroquois. For advice and for interpreters he depended upon the services of men like Arendt Van Curler. A treaty of peace was arranged between the English and the Iroquois because the Dutch willed it.
In 1666 there were two attempts by Canada to relieve the pressure that the Mohawks held on fur trading routes. The first was an ill-planned winter expedition that ended when the French army ran out of food deep in Mohawk territory, the illusive foe always just beyond reach. The Dutch took pity on the starving soldiers, and Arendt Van Curler carried rations to them with the admonition that the French stay out of English territory. The second expedition succeeded in reaching the Mohawk river and burned their castles, which had been abandoned upon the approach of the troops.
The Indians were stunned by the ease with which the French had been able to invade their territory and destroy their villages, but their forces remained intact and the French expedition could be called only a partial victory. However, they did have the desired effect of forcing the Mohawks to sue for peace. Canada would not send troops through Mohawk country again until the attack on Schenectady in 1690 during King Williams war.
In 1667 France declared war on England, the French in Canada tried to protect their flank by seeking a treaty with the Iroquois, four of the nations signed but the Mohawk started their own war against Canada.
Montreal invited Arendt Van Curler, friend of the Mohawks, to visit. He accepted the offer and leaving the infant community of Schenectady in 1669 started by canoe up Lake Champlain, accompanied by Marion La Fontaine, a Canadian he had recently rescued from the Mohawks. Out on the lake the canoe capsized and Arendt Van Curler drowned, and so passed a truly remarkable man from history. His influence continued far beyond his own time, for the peace he helped arrange between the English and the Mohawks was never broken.
In 1675 Governor Andros went to the third castle of the Mohawks, bringing gifts and a willingness to renew the treaties of the Dutch and English, the Indians were impressed and granted him the title of "Corlear". The title was granted to each governor of New York until at least 1693. Thus, did the Mohawk preserve the memory of their friend Arendt Van Curler.
Arendt Van Curler's lineage has continued on for hundreds of years since his death. His descendants fought in the Revolution for Independence, through the Civil War on down through WWi and WWII through Korea, Vietnam, the Persian Gulf and still the Van Curler (Cuyler) legacy lives on.
10 jan. 1660 dragen Jochim van Corler en Arnolda van Vanevelt, echtelieden, aan Hendrick van Essen, landdrost, op „om met den olderdom van Luxool te consolideren" hun aandeel in dat goed (Arch. Huis Oldcnaller te Putten,
vermeld in Ned. Leeuw 1957, kol. 120). Ook is hij gegoed bij do Voorn (fort Nassau) tegenover Varik in 1660
Bezitten het goed Luxool
22-07-1602 Scholtis Gosen van Corler geeft informatie over de mobile goederen VVG Herengoederen deelII-212
in 1626 is Goosen aandeelhouder in de WIC
25-10-1602 Goessen van Corler, scholtis van Nijkerk, oo Geertgien Boldewijns consent van een transport<>
VVG Herrengoederen deelII/197
bowier p 624ev overleden
In 1626 genoemd als aandeelhouder in de W.I.C.
Studeerde aan de Nassau Veluwse Hogeschool te Harderwijk
In 1627 erft hij het landgoed "Corlaer" van zijn vader
In een aantal publicaties - zie bijvoorbeeld N. de Roever, ‘Kiliaen van Rensselaer en zijne kolonie Rensselaerswijck’ in Oud-Holland 8 (1890) 29-74 en 241-296, aldaar 32 en O.A. Rink, Holland on the Hudson. An economic and social history of Dutch New York (Ithaca, London, Cooperstown, New York 1986) 192 – wordt vermeld dat Kiliaen één zuster had, Maria. Zij trouwde in 1605 met Ryckert van Twiller en hun zoon Wouter was van 1633 tot 1638 Directeur van Nieuw Nederland. Er was echter nog een oudere zuster, Engel, die de grootmoeder zou worden van Arend van Curler, later commies te Rensselaerswijck – zie G. Beernink, De geschiedschrijver en rechtsgeleerde Dr. Arend van Slichtenhorst en zijn vader Brant van Slichtenhorst, stichter van Albany, hoofdstad van den staat New-York (Arnhem 1916) 143 -.
Studeerde aan de Nassau Veluwse Hogeschool te Harderwijk
In 1627 erft hij het landgoed "Corlaer" van zijn vader
Arnt Heijmansz van Corler die +/-1515 op zijn vaders erfgoet 'Corler' trouwde, was in 1559 vice-cureit te Kampen, werd daar verbannen en vluch tte naar de vrije stad Elburgh. Hij werd daar in 1551 Schepen en later Burgemeester. Hij was ouderling in de Gereformeerde kerk (NH) en mede-kerkhervormer van de Veluwe
22-07-1602 Scholtis Gosen van Corler geeft informatie over de mobile goederen VVG Herengoederen deelII-212
in 1626 is Goosen aandeelhouder in de WIC
25-10-1602 Goessen van Corler, scholtis van Nijkerk, oo Geertgien Boldewijns consent van een transport<>
VVG Herrengoederen deelII/197
Hendrik van Rensselaer was, evenals diens tweelingbroer Johan, hopman in het Staatse leger. Hij was in 1580 gelegerd in het Overijsselse Hasselt toen zijn vrouw, Maria Pafraet, het leven schonk aan een zoon. Hij was hun derde kind[3] en werd naar zijn grootvader Kiliaen genoemd.
7696 7697. Hendrick Van Rensselaer, (Capt.) of Hasselt, Holland was born in Amsterdam, The Netherlands, about 1554, and died in Ostend, Holland, on January 6, 1602. He died during the seige of the city. He was buried in the church at Nykerk, Holland, beside his twin brother. Maria Pafraet was born in Amsterdam on Wednesday, October 5, 1558. He is the son of Kiliaen and Nelle (Van Wenckum) Van Rensselear. She is the daughter of Jan and Peterken (TerBecke) Pafraet.
They had three children:
i. Maria Van Rensselaer: She was born in Holland. She married Ryckert Van Twiller in 1605. Their son, Wouter Van Twiller, was Director General of New Netherlands from 1632 to 1638.
ii. Jan Van Rensselaer: He died in 1639.
iii. Kiliaen Van Rensselaer [#3848]: He was born the Fort near Hasselt, Overijssel, Holland, about 1585.
In een aantal publicaties - zie bijvoorbeeld N. de Roever, ‘Kiliaen van Rensselaer en zijne kolonie Rensselaerswijck’ in Oud-Holland 8 (1890) 29-74 en 241-296, aldaar 32 en O.A. Rink, Holland on the Hudson. An economic and social history of Dutch New York (Ithaca, London, Cooperstown, New York 1986) 192 – wordt vermeld dat Kiliaen één zuster had, Maria. Zij trouwde in 1605 met Ryckert van Twiller en hun zoon Wouter was van 1633 tot 1638 Directeur van Nieuw Nederland. Er was echter nog een oudere zuster, Engel, die de grootmoeder zou worden van Arend van Curler, later commies te Rensselaerswijck – zie G. Beernink, De geschiedschrijver en rechtsgeleerde Dr. Arend van Slichtenhorst en zijn vader Brant van Slichtenhorst, stichter van Albany, hoofdstad van den staat New-York (Arnhem 1916) 143 -.
Juwelier te Amsterdam Lid van de heren19 ( XIX ) van de West Indische Company (Chairman of the board of WIC) Bezat veel landerijen o.a. Langs de Hudson rivier
Korte biografie van Kiliaen van Rensselaer http://stuyvesant.library.uu.nl/kaarten/toetessay.htm
Vader Hendrik van Rensselaer was evenals diens tweelingbroer Johan, hopman in het Staatse leger. Hij was in 1580 gelegerd in het Overijsselse Hasselt toen zijn vrouw, Maria Pafraet, het leven schonk aan een zoon. Hij was hun derde kind[3] en werd naar zijn grootvader Kiliaen genoemd. De vroege jeugd van Kiliaen zal waarschijnlijk mede bepaald zijn geweest door het beroep van zijn vader, maar daarover zijn geen gegevens beschikbaar. Hendrik sneuvelde in 1602 bij het beleg van Oostende. Later zou Kiliaen hem en Johan die een jaar eerder dan zijn tweelingbroer in zijn garnizoen in Deventer was overleden bijzetten in een grafkelder in de kerk te Nijkerk, gedekt met een met de familiewapens verrijkte grafzerk.[4]
Op jonge leeftijd, waarschijnlijk nog tijdens het leven van zijn vader, kwam Kiliaen als koopmansdienaer in dienst bij zijn oom, de Amsterdamse juwelier Wolfert van Byler Wynantszoon, afkomstig uit Barneveld.[5] Voor hem bereisde Kiliaen een groot deel van Europa en bezocht ook de vorstenhoven oostelijk van de Rijn. In 1608 ging hij naar het hof te Praag om er juwelen te verhandelen. Van die reis dateert zijn oudste bewaard gebleven rapport dat ook informatie bevat over de politieke situatie aldaar.[6]
Toen Van Byler zich uit de zaken terugtrok, richtte Kiliaen met een compagnon het handelshuis Kiliaen van Rensselaer en Co. op.[7] In 1614 werd dit huis verenigd met dat van Johan van Wely (een neef zusterszoon - van Wolfert) tot de firma Jan van Wely en Co.
In 1616 trouwde Kiliaen met Hillegond van Byler, een nicht van en ook erfgename van Wolfert.[8] Zij kregen twee zonen: Hendrik, die al vroeg overleed en Johan, in 1625 geboren, die na de dood van zijn vader patroon van Rensselaerswijck zou worden. In zijn huwelijksjaar bouwde Kiliaen een nieuw huis aan de pas gegraven Keizersgracht te Amsterdam.
In januari 1616 werd Johan van Wely in Den Haag vermoord.[9] Kiliaen diende de termijn van het met hem gesloten contract uit en vestigde zich in 1620 in Amsterdam als onafhankelijk makelaar in juwelen en edele metalen. In hetzelfde jaar begon hij heidevelden in het Gooi te ontginnen ten behoeve van de landbouw (hij kocht er in 1628 ook het landgoed Crailo). Zijn voorkeur voor de landbouw moet ongetwijfeld in verband worden gebracht met de traditie van zijn voorouders, die hoogstwaarschijnlijk boeren waren op de Veluwe, op de hoeve de Rensselaer .[10]
Bij de oprichting van de West-Indische Compagnie in 1621werd Kiliaen daarin hoofdparticipant, bewindhebber van de Kamer van Amsterdam van de WIC en namens die Kamer bewindhebber van de WIC zelf. De Amsterdamse kamer werd belast met het beheer van Nieuw Nederland. Kiliaen maakte deel uit van de daartoe gevormde aparte commissie en had een groot aandeel in de besluitvorming.
Eind 1626 overleed zijn echtgenote Hillegond en in 1627 hertrouwde hij met Anna van Wely, dochter van zijn voormalige compagnon Johan. Zij schonk hem vier zoons en vier dochters. Drie van de zoons, Jan Baptist, Jeremias en Ryckaert, werden later directeur van Rensselaerswijck en de vierde, Nicolaas, werd predikant, ten laatste te Albany.
In 1629 stelde de WIC de Vrijheden en Exemptiën vast. Deze bevatten de basisregels voor het stichten van een particuliere nederzetting (patroonschap) in Nieuw-Nederland. Kiliaen meldde zich terstond aan als patroon voor een kolonie ten noorden van Nieuw Amsterdam aan de Noordrivier (thans Hudson River). Hij kocht er land van de indianen en ging een samenwerkingsverband aan met zijn medebewindhebbers Burg, Blommaert en Godijn. In 1631 trad hij af als bewindhebber van de Amsterdamse Kamer van de WIC en wijdde zich vanuit Amsterdam aan de verdere ontwikkeling van de nieuwe kolonie, naar hem Rensselaerswijck genaamd.
Kiliaen van Rensselaer overleed in oktober 1643
1st Patroon of Rensselaerswyck.
Founder of the colony of Rensselaerswyck in America.
16-June-1628: owner of the estate of Crailo near Huizen, Netherlands.
Kilian never set foot in America. He sent his son, Nicholas, to run his
colony of Rensselaerswyck.
an Amsterdam jeweler and stockholder of the Dutch colony of New
Netherland.
1630 acquired the huge estate surrounding Fort Orange (Albany) and named
it Rensselaerswyck.
23-02-1651 een kindt van Dirck Beertsz
22-L 01-03-1651 Lijsgen, Willem Lubbertsz dochter
08-03-1651 een kindt van Jan Claesz
09-03-1651 Peter Reijnersz op de Schillingh
12-03-1651 Marritgen van Renseler
13-03-1651 een kindt van Arent Abrahamsz
Na zijn broer Amelis kreeg Ryckert de functie van "Veldgraaf van het Appelervelt"
De functies werd door de schoonzoons van Amelis, de Tulleckens, en van Twillers onder elkaar verdeeld.
Ryckert kreeg in totaal 12 kinderen (bun historial juli 1995)
Ryckert was wapenvoerder Hij was één van de stichters van het Weeshuis. Dit weeshuis werd uit barmhartigheid gesticht door de zg. Nijkerker Amtsjonkers. Het weeshuis was hard nodig door het groot aantal wezen als gevolg van twee pest-epidemieën die Nijkerk troffen.
25-9-1636: (vertaald) “In den naem des Heeren desen 25sten September 1636 in Amsterdam.” Aldus vangt de brief aan van Kiliaen van Rensselaer aan zijn neef Wouter van Twiller te Nieuw-Amsterdam. “Wij zijn hier ook – God zij geprezen – nog goed in orde.. . . . Uw vader, moeder, broeders en zusters te Nieukerck waren Donderdag laatstleden ook nog goed gezond; maar de toestand te “Nieukerck” is door het hevige heersenen der pest zeer treurig. Reeds zijn daar 700 personen gestorven en weinig huizen zijn vrij. Moge de Heere hen verder bewaren; echter houdt het niet op, maar vermeerdert dagelijks. Onze schoonbroeder Willem van Wely en zijne vrouw Anna ten Hoof zijn beiden er aan overleden. Het wordt hier ook zeer hevig; meer dan 600 in ene week. Menig bekende is reeds gestorven, maar ons en mijn moeders huishouden zijn, God zij geloofd, nog gezond. De Heere schenke, wat Zijn heiligen wil behage, voor ons behoud in leven en in sterven, Amen.” (Mr. A. J. F. van Laer, Van Rensselaer Bowier, Manuscripts, Albany N. Y. 1908, blz. 319), ([BM Gelre] 3 (1909);.
Rijkers was voogd voor Arent van Corler (de zoon van de nicht van zijn vrouw) (bowier manuscripts pg 403)
Rijkers wapen is links boven op het Weeshuis schilderij afgebeeld daar hij als regent ten tijde van het schilderen reeds was overleden.
DNL 1940 kol 61. Wolter Wulfferts van Hennekeler handelende in compagnie met Rycket van Twiller e.a.)
Gem Nijkerk dhr van Doren / v.d. Kragt. Ryckert wonde met ijn gezien p Kayebeck, later Kwaebeek, tegenwoordig de Spoorstraat.
Arnt Heijmansz van Corler die +/-1515 op zijn vaders erfgoet 'Corler' trouwde, was in 1559 vice-cureit te Kampen, werd daar verbannen en vluch tte naar de vrije stad Elburgh. Hij werd daar in 1551 Schepen en later Burgemeester. Hij was ouderling in de Gereformeerde kerk (NH) en mede-kerkhervormer van de Veluwe
in 1559 wordt hij genoemd in een proces tgen zijn broer Arnt Heymans
1553 uit ambt van Schout van Nijkerk ontslagen
Vermeld in 1529. Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.
Eigenaar van het goed Roeckeswerff. Nog vermeld met zijn vruw in 1558.
Ook vermeld in leenboek Scherpenzeel 30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol. 51v
vermeld 14 Nov. 1575 ,pacht 5 Sept. 1577 het schoutambt van Putten van Bye Scholten, en komt op dien grond na afloop van den pachttijd voor als gewezen schout van Putten4 0 ) , leeft nog 27 Maart 1597
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
Arnt Heijmansz van Corler die +/-1515 op zijn vaders erfgoet 'Corler' trouwde, was in 1559 vice-cureit te Kampen, werd daar verbannen en vluch tte naar de vrije stad Elburgh. Hij werd daar in 1551 Schepen en later Burgemeester. Hij was ouderling in de Gereformeerde kerk (NH) en mede-kerkhervormer van de Veluwe
Woonde te Harderwijk, waar hij in 1544 lid werd van het St. Jorisgilde; beleeen met (de helft van) de boven genoemde vijf morgen lands (13 Mei 1542), die hij 22 Oct. 1559 opdraagt aan zijn broeder Wolter Jansz.; in 1582 bezitter van de helft van het Eltense leengoed Renselaar, waarmede hij op 1 Sept. 1542 werd beleend.
Proevemeester der huissittende armen binnen der Nykerk (1575)
Woonde 1588 te Putten
Hendrik van Rensselaer was, evenals diens tweelingbroer Johan, hopman in het Staatse leger. Hij was in 1580 gelegerd in het Overijsselse Hasselt toen zijn vrouw, Maria Pafraet, het leven schonk aan een zoon. Hij was hun derde kind[3] en werd naar zijn grootvader Kiliaen genoemd.
7696 7697. Hendrick Van Rensselaer, (Capt.) of Hasselt, Holland was born in Amsterdam, The Netherlands, about 1554, and died in Ostend, Holland, on January 6, 1602. He died during the seige of the city. He was buried in the church at Nykerk, Holland, beside his twin brother. Maria Pafraet was born in Amsterdam on Wednesday, October 5, 1558. He is the son of Kiliaen and Nelle (Van Wenckum) Van Rensselear. She is the daughter of Jan and Peterken (TerBecke) Pafraet.
They had three children:
i. Maria Van Rensselaer: She was born in Holland. She married Ryckert Van Twiller in 1605. Their son, Wouter Van Twiller, was Director General of New Netherlands from 1632 to 1638.
ii. Jan Van Rensselaer: He died in 1639.
iii. Kiliaen Van Rensselaer [#3848]: He was born the Fort near Hasselt, Overijssel, Holland, about 1585.
Hendrik van Rensselaer was evenals diens tweelingbroer Johan, hopman in het Staatse leger
1580, the Spaniards, through the treason of Count Rennenberg, had taken the city of Groningen. The States General ordered Capt. Johan Van Rensselear to muster a company of 100 foot soldiers for the defense of the province. In 1583, he served with the troops under Count Van den Bergh. He and his wife received from the States General a pension of 200 guilders yearly, this to revert, after the death of the survivor, to his nephew, Kiliean. They had no children.
Jan Pafraet v e r k o c h t i n 1562 z i j n h u i s i n D e v e n t e r en t r o k n a a r Hasselt, w a a r h i j i n 1563 h e t b u r g e r - r e c h t v e r w i e r f . B l i j k e n s een proces 6 ) , i n 1697 ge- v o e r d over de nalatenschap v a n z i j n schoonmoeder Alidt ( f 1 5 8 1 ) , was Jan Pafraet vóór 1593 o v e r l e d e n ; z i j n v r o u w overleefde h e m .
Hendrik van Rensselaer was, evenals diens tweelingbroer Johan, hopman in het Staatse leger. Hij was in 1580 gelegerd in het Overijsselse Hasselt toen zijn vrouw, Maria Pafraet, het leven schonk aan een zoon. Hij was hun derde kind[3] en werd naar zijn grootvader Kiliaen genoemd.
7696 7697. Hendrick Van Rensselaer, (Capt.) of Hasselt, Holland was born in Amsterdam, The Netherlands, about 1554, and died in Ostend, Holland, on January 6, 1602. He died during the seige of the city. He was buried in the church at Nykerk, Holland, beside his twin brother. Maria Pafraet was born in Amsterdam on Wednesday, October 5, 1558. He is the son of Kiliaen and Nelle (Van Wenckum) Van Rensselear. She is the daughter of Jan and Peterken (TerBecke) Pafraet.
They had three children:
i. Maria Van Rensselaer: She was born in Holland. She married Ryckert Van Twiller in 1605. Their son, Wouter Van Twiller, was Director General of New Netherlands from 1632 to 1638.
ii. Jan Van Rensselaer: He died in 1639.
iii. Kiliaen Van Rensselaer [#3848]: He was born the Fort near Hasselt, Overijssel, Holland, about 1585.
Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.Eigenaar van het goed Roeckeswerff
1553 uit ambt van Schout van Nijkerk ontslagen
Vermeld in 1529. Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.
Eigenaar van het goed Roeckeswerff. Nog vermeld met zijn vruw in 1558.
Ook vermeld in leenboek Scherpenzeel 30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol. 51v
Woonde te Harderwijk en later in Nijkerk. Beleend met land aldaar.
Woonde te Harderwijk, waar hij in 1544 lid werd van het St. Jorisgilde; beleeen met (de helft van) de boven genoemde vijf morgen lands (13 Mei 1542), die hij 22 Oct. 1559 opdraagt aan zijn broeder Wolter Jansz.; in 1582 bezitter van de helft van het Eltense leengoed Renselaar, waarmede hij op 1 Sept. 1542 werd beleend.
On October 22, 1559, he received half of the farm in Archemede, near Nykerk, in tenure from the Abbey of Paderhorn upon the refusal of his brother, Kiliaen, to accept it.
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Woonde te Harderwijk, waar hij in 1544 lid werd van het St. Jorisgilde; beleeen met (de helft van) de boven genoemde vijf morgen lands (13 Mei 1542), die hij 22 Oct. 1559 opdraagt aan zijn broeder Wolter Jansz.; in 1582 bezitter van de helft van het Eltense leengoed Renselaar, waarmede hij op 1 Sept. 1542 werd beleend.
Jan Pafraet v e r k o c h t i n 1562 z i j n h u i s i n D e v e n t e r en t r o k n a a r Hasselt, w a a r h i j i n 1563 h e t b u r g e r - r e c h t v e r w i e r f . B l i j k e n s een proces 6 ) , i n 1697 ge- v o e r d over de nalatenschap v a n z i j n schoonmoeder Alidt ( f 1 5 8 1 ) , was Jan Pafraet vóór 1593 o v e r l e d e n ; z i j n v r o u w overleefde h e m .
Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.Eigenaar van het goed Roeckeswerff
Woonde te HArderwijk, bezitter vsn de Renselaer(1493)
In 1488, Hendrick Wolter Van Rensselaer bought the perpetual lease of the farm belonging to the Abbey of Elten, called the Rensselaer, and the Maelstede in the district of Putten, Holland.
Rensselaer motto: Niemand Zonder (No one without a cross)
Manor of the Van Rensselaer family was called the same as late as 1880,
located about three miles southeast of Nykerk, Netherlands.
ongetrouwd
Woonde te Harderwijk en later in Nijkerk. Beleend met land aldaar.
Bleef ongehuwd
Bezitter van het goed Luxool en het aan de kelnarij van Putten behorende horige goed Groot Boekhorst;
Dienstman te Nijkerk
Dienstwijf te Nijkerk
verkreeg het halve abtsgoed Luxhool in 1517 na het overlijden van haar vader; daar werd 5 loot zilver “als versterf” voor betaald (Veluwse Geslachten, 1983, p. 261)
DNL 1949 kol 198. notitie C.P.H. 1653 no. 33. Een oudere zuster van Bye was gehuwd met Claes van Dierman (of Dyrum). Volgens het dossier „Boockhorst Majus" in het archief der keinarij van Putten, omslag no. 19, betaalde Melis van Luxool van zes morgen land uit dit erf cijns 1506—1510 en volgende jaren
In 1503 verkreeg Claes de 4 kampjes van Servaeas nl: Luxhool, Bokhorst, Bijen en Hanagraaff. In 1517 verkreeg Aleid het halve abstgoed Luxhool na het overlijden van haar vader. Als versterf werd 5 loot zilver betaald. De andere helfyt ging naar haar zus Bija, getrouwd met Jan Henriksen van Renselaar die dat ook moesten betalen.
Woonde te Harderwijk en later in Nijkerk. Beleend met land aldaar.
4941 Wolter Henrickss. van Wenckum contra Willem van Haeften Ottenss., Leengoed. Datering:
1559 Procesdossiernummer:
1559/22 Eiser:
Wolter Henrickss. van Wenckum Gedaagde:
Willem van Haeften Ottenss. Feit:
Leengoed. Vindplaats:
Gelders Archief
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Bezitter van het goed "Halfbrink" gelegen by sine "Hofstad". Bezit ook "abstgoed" horige van de kelnarij van Putten (abstman)
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
"he was away from his native district for quite some time. Upon his return he became burgher of Harderwijk."
Woonde te HArderwijk, bezitter vsn de Renselaer(1493)
In 1488, Hendrick Wolter Van Rensselaer bought the perpetual lease of the farm belonging to the Abbey of Elten, called the Rensselaer, and the Maelstede in the district of Putten, Holland.
Rensselaer motto: Niemand Zonder (No one without a cross)
Manor of the Van Rensselaer family was called the same as late as 1880,
located about three miles southeast of Nykerk, Netherlands.
Bijen kreeg van haar boer Melis van Luxhool huisraad mee.
In hun huwelijksbrief werd bepaald door moeder Eefse, die dus al weduwe was van Claes, dat zoon Pilgrom het recht op het hof te Diermen krijgt op voorwaarde dat Eefse daar kan blijven wonen en wordt verzorgd. Ook worden de broers Servaes, Willem en Claes genoemd.
In 1481 doet Pilgrom en een erfscheiding 4 kampjes land, met de namen de Rije, de MAet, Biesenstruick en Nijeland over aan zijn broer Servaes. In 1491 worden de broers Servaes en Claes nog vermeld in de dijkrol van poler Arkemheen.
Bezitter van het goed Luxool en het aan de kelnarij van Putten behorende horige goed Groot Boekhorst;
Dienstman te Nijkerk
Dienstwijf te Nijkerk
Bezitter van het goed "Halfbrink" gelegen by sine "Hofstad". Bezit ook "abstgoed" horige van de kelnarij van Putten (abstman)
die mogelijk dezelfde was als Gerrit Reynersz van Hell, een bastaard die in 1483 werd genoemd als man van Aleyd, zijn “echte” vrouw. Met haar bezat hij het “Pepsgoed”.
Hier is sprake van een bastaard van een geslacht dat zelf hoogstwaarschijnlijk is voortgesproten uit bastaardij.
Volgens Mr. W. de Vries kan in het algemeen worden opgemerkt dat bij de Van der Hell´s het aantal onwettige kinderen groot is geweest.
In tegenstelling tot de onwettige kinderen van lieden van “geringe komaf”, die makkelijk verloren gingen in de grote hoop, is dit bij de Van der Hell´s niet het geval geweest. Uit bronnen krijgt men de indruk dat de Van der Hell´s in een tijd, waarin het hebben van natuurlijke kinderen ook niet aan de man als een schande werd toegerekend, zich het lot van hun onwettige zonen bleven aantrekken. Volgens de gegevens van Hans van Hell, één van de samenstellers van de stamboom van het Amsterdamse geslacht Van Hell , werden die bastaardkinderen opgenomen in de familie van de Van der Hell´s; kregen een gedegen opvoeding en opleiding en werden ook in testamenten genoemd. Zij kregen echter als familienaam “van Hell”.
Bezitter van het goed "Halfbrink" gelegen by sine "Hofstad". Bezit ook "abstgoed" horige van de kelnarij van Putten (abstman)
Bezit een tiend in het Garderbroek, het goed Creyenoort en een derder van het goed Byler dat vroeger één erf was maar nu in 3 is gedeeld. Hij bewoont het goed Byler met zijn vrouw Alijdt in 1544
"he was away from his native district for quite some time. Upon his return he became burgher of Harderwijk."
Corselis heeft zijn vrouw Aleyd, die volgens het Stamboeck een dochter zou zijn geweest van Gerrit van der Hell, daaraan getuchtigd.
Voorzover na te gaan stamt deze horige tak"(?) af van een Gerrit Reynersz. van Hell, vermeld in 1423 en ± 1448, als bezitter van abtsgoed(d.i. horig goed van de aan de abdij van Paderborn toebehorende kelnarij van Putten) en 't horige goed "te Helle" (Klein Hell) , dat, naar beweerd werd, eveneens tôt de abtsgoederen moest worden gerekend.
Deze Gerrit huwde een aan de hertog horige vrouw, Aleyd, en tôt hun — dus eveneens horige — kinderen behoorde Reyner Gerritz van Hell, die op 1 (morgengave Harderwijk 2 Juli 14601 huwde met zekere Nese™) of Nyse (Agnes); zij waren de ouders van Evert van Hell, die een dochter van
Wulfer van Byler tôt vrouw nam. Reyner Gerritsz had voorts nog een zoon Gerrit, die misschien identiek was met Gerrit Reynersz. van Hell, bastaard, voorkomende in 1483 als man van Alyd, zijn "echte vrouw", met wie hij tesamen het "Pepsgoed" bezat. Het betreft in dit geval dus een bastaard
van een geslacht, dat zelf vermoedelijk zijn oorsprong aan bastaardij zal hebben te danken. In het algemeen kan opgemerkt worden, dat bij de Van der Hell's het aantal onwettige
geboorten opvallend groot is geweest — of wellicht is het beter te zeggen, dat meer dan bij de meeste andere geslachten de sporen van de vrije omgang der sexen, die één der (meestal niet besproken) kenmerken van de Renaissancetijd is geweest, ten aanzien van de Van der Hell's nog in de
bronnen teruggevonden kan worden. In dit opzicht leefde destijds de kleinere man waarlijk niet anders, dan de aanzienlijke heren en vorsten. Maar de onwettige telgen van lieden van "geringe kom-af" gingen gemakkelijk verloren in de grote hoop, waartoe ook hun vaders behoorden, en dat d i t bij de Van der Hell's niet het geval is geweest, pleit, kan men zeggen, voor hun maatschappelijke ,,standing". Uit de bronnen krijgt men de indruk, dat zij in een tijd, waarin het hebben
van natuurlijke kinderen ook niet aan de man als een schande toegerekend werd, zich het lot van hun onwettige zonen zijn blijven aantrekken, en hen niet aan de vergetelheid
prijs hebben gegeven.
Zij was horig aan de Hertog van Gelre
Carselis van Aller. Als Gersilius van Aller moet hij wegens Helle tins betalen, 1411. Hij is ambtman van Paderborn, 1395. (Van Schomven.) Zijne vrouw Aleid kan eene dochter zijn van Wouter van der Helle, die den hof te Putten van Paderborn in pacht heeft gehad , 1351, 1357. (Sloet, Paderborn, nTS 4 en 5 der stukken.) Behalve Hendrik zal hij nog twee zoons gehad hebben Wolter en Otto. Carcelis van Aller is dood in 1424 en in dat jaar wordt Hendrik met half-Watergoor beleend en verkrijgt Wolter van Aller land in Nybroeck [volgens Van Spaen; maar volgens Register op de Leenaktenboeken in 1425] wiens opvolger zijn zoon Corzelis van Aller is. Otto en Wolter van Aller bezitten eene oliemolenstede te Barneveld. (Thinsboek van Veluwe.)